2020-07 Cursussen, fosfaat, grasklaver, wild en resistentiemanagement

Cursussen

  • Cursus Niet Kerende Grondbewerking op 3 februari (Lelystad) en 9 februari (omgeving Breda). Deze cursus is zowel voor gangbare als voor biologische telers. De cursus gaat over het praktisch uitvoeren van NKG in akkerbouw en groenteteelt. Er wordt een bezoek gebracht aan een NKG bedrijf. Meer informatie vindt u hier;
  • De oriëntatie cursus biologische landbouw (5 cursusdagen) start weer op 14 januari en mogelijk een 2e groep op 15 januari. De cursus vindt plaats in de Flevopolder. Meer informatie vindt u hier.
  • De cursus “Doorschakelen naar Demeter” start op 5 februari in Dronten. Meer informatie vindt u hier.

Fosfaatdifferentiatie

De fosfaatruimte is afhankelijk van de fosfaattoestand in de bodem (= fosfaatdifferentiatie). Vanaf 2021 geldt hiervoor niet enkel Pw of PAL  op bouwland versus grasland maar wordt de toestand van zowel bouw- als grasland bepaald op basis van de PAL en de P-CaCl2 (ook wel P-PAE). Er is soms wat onduidelijkheid over de gevolgen van deze nieuwe werkwijze.

De meeste bodemlabs bepalen al vele jaren niet meer de Pw. Pw is een lastige en complexe bepaling. Het voordeel van Pw is dat de uitslag – meer dan bij andere bepalingen – afhankelijk is van het tijdstip en omstandigheden van monstername. Het bedrijf “Groen Agro Control” deed altijd nog de klassieke Pw bepaling. De Pw werd in veruit de meeste gevallen al berekend op basis van de PAL en de P-CaCl2.

Er is een herberekening geweest waarbij de fosfaatruimte beter past bij de gemeten fosfaatvoorraad in de bodem. Sommige percelen vallen door deze herberekening vaak net in een hogere of lagere fosfaatklasse. Voor sommige bedrijven en in sommige gebieden kan dit soms net wat ongunstig (of juist gunstig) uitpakken. Het gevolg van een lagere of hogere fosfaatklasse heeft dus (meestal) weinig te maken met de manier fosfaatbepaling maar wel met de nieuwe indeling van de fosfaatklassen.

Om gebruik te kunnen maken van de fosfaatdifferentiatie mogen monsters voor 2021 niet ouder zijn dan 15 mei 2017. Laat nieuwe monsters nemen indien de monsters ouder zijn. Nieuwe monsters kunnen altijd wat afwijken van eerdere uitslagen.

De nieuwe normen zijn:

Grasklaver en luzerne

Het najaar is wederom zacht en er is relatief veel groei. Daardoor zijn sommige percelen eigenlijk te fors ontwikkeld om de winter in te gaan. Als gras of luzerne te lang is kan de hergroei na een koude winter traag op gang komen. Is het gras of de luzerne nu langer dan 10 centimeter dan is het beter om het gras te bloten, maaien of te laten beweiden met schapen. Grasklaver die dit najaar is gezaaid en nog geen goede zode heeft: liever niet berijden. De rode klaver heeft in jonge weides nog weinig wortelreserves om weer vlot uit te lopen. Alleen berijden wanneer dit nagenoeg geen spoorvorming oplevert. Gebruik een lichte trekker. Ingeschaarde schapen kun je (ook als ze niet biologisch gecertificeerd zijn) mee laten tellen als A meststof.

Maaien, klepelen en wild

Regelmatig zijn dieren het slachtoffer van maaien en klepelen. Dit kan vooral worden voorkomen door van binnen naar buiten te maaien/ klepelen. Daarnaast is de rijsnelheid een factor. Zeer snel rijden zorgt voor meer slachtoffers. Ook zie je overdag wild natuurlijk beter. Ook met “wildredders” geef je wild de kans om weg te komen. Er zijn wildverdrijvers met geluid zoals de “wildredder” of de “savihorn”. Ook een buis met kettingen werkt prima.

Foto: klepelmaaier met ”wildverdrijver”

Vleugels op Karat

Lemken heeft een nieuw type vleugelschaar. Deze zijn ontworpen voor de Koralin maar zijn tevens monteerbaar op een Lemken Karat. Daarmee kun je een Karat een mooie upgrade geven waarbij oppervlakkig met een flinke overlap kan worden gesneden, bijvoorbeeld voor braakperiodes en als stoppelbewerking. Deze vleugels zijn een stuk breder (35 cm) dan de originele mulch- vleugelscharen. Met de vleugelscharen ontstaat een flinke overlap van 11,5 cm. Met de karat kun je prima ondiep werken. De schijven (primair voor egalisatie) verliezen voor een groot deel hun functie.

Foto: vlakke beitels op een Karat

Ui en resistentie

Voor de bioteelt is de valse meeldauw resistentie rassen zeer waardevol. Er is echter enige zorg over de houdbaarheid van deze resistentie. Afgelopen jaren was er soms sprake van (milde) resistentiedoorbraak. Het is een verantwoording van iedereen om zich in te zetten voor resistentiebehoud (=resistentiemanagement). Voorkom resistentiedoorbraak door:

  • Beter geen resistente en niet-resistente soorten/ rassen op hetzelfde perceel (of door elkaar) te telen. Liever ruimtelijke spreiding waar dit kan. Dat geldt ook voor de teelt van zaaiuien naast plantuien en sjalotten en ook voor de teelt van resistente plantuien naast niet-resistente rassen. Boga heeft dezelfde resistentie bron als hylander en redlander;
  • Zorgvuldig omgaan met uienafval en eventueel uienopslag. Voer het afval van percelen liever af en dek afvalhopen in het voorjaar goed af; zeker van partijen resistente rassen mèt meeldauwaantasting! Het is bekend dat uienafvalhopen een belangrijke primaire infectiebron zijn;
  • Zorg voor een goede weggroei en focus toch wat op vroegheid. Een gewas wordt vroeger door te kiezen voor geprimed zaad, niet heel laat zaaien, voeding bij weggroei, niet buitensporig hoge bemestingen en een optimaal plantgetal. Als uien vlot afrijpen wordt de periode met meeldauwrisico simpelweg korter.

Aardappel en resistentie

De phytophthora resistentie ligt aan de basis van het aardappelconvenant waardoor het areaal en ontwikkeling van resistente rassen een enorme impuls heeft gekregen. De resistentie is daarnaast een grote sprong voorwaarts geweest in de teelt en niet te vergeten op sociaal vlak. De houdbaarheid van de resistentie (=resistentiemanagement) is een verantwoording van elke teler. Afgelopen jaar waren er zorgelijke uitbraken met vroeg phytophthora in resistente rassen. Phytophthora die de resistentie heeft overwonnen kan in een ander jaar opnieuw resistente rassen aantasten. Een goed resistentiemanagement in aardappelen houdt méér in dan ingrijpen wanneer een gewas ziek wordt. Denk aan:

  • Zeer zorgvuldig omgaan met aardappelafval/ sorteergrond. Zeker van resistente rassen met phytophthora- aantasting. Liefst afvoeren en anders goed afdekken;
  • Kiem ook resistente rassen voor! Vroegheid is een uitstekende vorm van resistentiemanagement. De risicoperiode wordt korter en wanneer phytophthora toeslaat is de stap naar loofdoding minder pijnlijk;
  • Belangrijke andere manieren om op vroegheid te focussen zijn het gebruik van groot pootgoed, op tijd poten en niet overdadig bemesten;
  • Bestrijding aardappelopslag.

Start vroeg met voorkiemen. Zeker als er een geïsoleerde schuur aanwezig is kunnen de voorkiemrekken rond de jaarwisseling gevuld worden. Het pootgoed moet op tijd worden geleverd. Er is 2 m2 ruimte nodig per 1000 kg pootgoed. Het is prima als de rekken dan pas begin februari naar buiten gaan. Voorkiemen is niet alleen voor de vroegheid gunstig. Het is ook een prima manier om pootgoed te bewaren en het heeft een positief effect op rhizoctonia. Een enkel ras is gevoelig voor kiembreuk maar vrijwel alle resistente rassen kunnen gewoon worden voorgekiemd.