Cursus Niet Kerende Grondbewerking

Op 7 maart 9 maart organiseer ik weer cursussen Niet Kerende Grondbewerking. De cursus gaat over het praktisch uitvoeren van NKG in akkerbouw en tuinbouw. De cursus is zowel voor gangbare als biologische telers. Na de cursus hebben deelnemers genoeg kennis om zelf te starten met NKG. In de cursus komt aan bod: de basisprincipes, machines en bewerkingen, groenbemesterkeuze en uiteraard de praktische aanpak. Op de cursusdag verteld een NKG teler over zijn ervaringen en bekijken we een aantal percelen. Op 7 maart is de cursus in Lelystad en op 9 maart in Zevenbergschen Hoek.

Oudere zaadpartijen

Soms zijn er nog oude restpartijen zaden met een onzekere kiemkracht en kiemenergie. Vaak is met een eenvoudige kiemproef wel vast te stellen of het nog kansrijk is om te zaaien. Neem in dat geval doorzichtige bakjes, leg hierin een paar lagen vochtig keukenpapier en leg hierop bijvoorbeeld 50 zaden. Dek de bakjes af. Zet deze binnen op een plaats met voldoende licht maar uiteraard niet te warm of drogend. Deze methode werkt vooral voor kleine zaden goed. Voor grotere zaden als veldboon en pompoen werkt het niet goed. Let tijdens de kiemproef niet alleen op de kiemkracht (hoeveel % er kiemt) maar ook op de kiemenergie (snelheid van kiemen). Ook de kiemenergie is belangrijk om een gewas te krijgen wat vlot groeit en tegen een stootje kan.

Bij twijfelachtige partijen is het beter om de zaden niet op te mengen met een andere partij. Beter een kleiner stuk herinzaaien dan een groter perceel met een matige stand. Zaai twijfelachtige partijen dus beter apart en gebruik dan uiteraard meer kilo’s.

Grondmonsters: monsterdiepte en nu maximaal 20 ha

In het nieuwe monsterprotocol is aangegeven dat de bemonsterdiepte voor grasland en bouwland op verschillende diepte moet zijn genomen (10cm versus 25cm). Het moment van bemonsteren is bepalend voor de diepte. Bestaat een topografisch perceel uit zowel grasland als bouwland dan zijn dus meerdere monsters nodig. Ook mag de oppervlakte van een gestratificeerd monster nu nog maar maximaal 20 ha zijn. Er zijn dus meerdere monsters nodig wanneer een topografisch perceel meer dan 20 ha is. Monsters voor de fosfaatdifferentiatie mogen niet ouder zijn dan 15-5-2018. Let erop dat bij nieuwe monsters de analyse vóór 15 mei beschikbaar moet zijn.

Zomerveldboon

Met de huidige voerprijzen van biologisch eiwit zijn veldbonen geen gek idee. De prijs van biologische soja voor voer is enorm gestegen (wel rond de euro per ton) en hierdoor wordt veldboon interessanter. Veldboon komt met een gehalte van 25-30% ruw eiwit dichtbij het eiwitgehalte van soja. De opbrengstpotentie van zomerveldboon is biologisch een ton of 4 (winterveldboon heeft nog een iets hogere opbrengstpotentie). Enkele aandachtspunten bij de teelt van zomerveldboon:

  • Bepaal de afzet: Wordt de veldboon droog geoogst of wordt deze ingekuild? Dit is van belang voor het oogstmoment en de mogelijkheden voor een mengteelt. Gaat de veldboon naar varkens of kippen. Kies dan rassen met een geschikt tannine of vicine/ (con)vicine gehalte.
  • Zaai liefst vroeg (liefst begin maart al). Bemesting is nauwelijks nodig, zeker niet bij een monocultuur. Bij een mengteelt met graan is een kleine bemesting eerder aan te raden. In de meeste gevallen beter een bemesting met zware apparatuur vermijden. In sommige gevallen kan een kaligift worden overwogen.
  • Al dan niet een mengteelt? Het bijmengen van zomertriticale, -tarwe of haver is vooral een voordeel wanneer de veldboon wordt aangetast door botrytis (chocoladevlekken) of luizen. In dat geval zal de opbrengst van veldboon tegenvallen en is er wel een kleine graanopbrengst. Ook worden er in de mengteelt doorgaans iets minder veldboonzaden gezaaid wat gunstig is voor het microklimaat. Het graan staat dus ten dienste van de veldboon. Nadeel van een mengteelt is (soms) de zaaitechniek en vooral het onoverkomelijke verschil in rijping.
  • Veldboon als monocultuur kan het beste worden gezaaid op een rijafstand van circa 50 centimeter. Met precisiezaaimachines kan vaak goed en diep gezaaid worden. In dat geval kan er goed geschoffeld worden (en aangeaard). Veldbonen kunnen ook goed tegen eggen. Het venijn van onkruid ligt vaak op het einde van de teelt bij de afrijping.
  • Zaai in een monocultuur circa 40-50 zaden/ m2. In een mengteelt bijvoorbeeld 40 zaden veldboon en tussen de 50-70 kilo haver of zomertarwe. Het DKG van zomerveldboon varieert enorm.

Workshops biokennisweek

Alle workshops van de biokennisweek zijn terug te zien op deze link. Hieronder de links van de workshops die ik in de biokennisweek (mede) heb verzorgd.

Andere webinars zijn hier terug te vinden.

Beoordelen grasklaver en luzerne

Beoordeel in het vroege voorjaar altijd percelen grasklaver en luzerne op de stand. De beste tijd voor bijsturing (doorzaaien, bemesting en wiedeggen) zijn namelijk het vroege voorjaar. Let hierbij op de volgende zaken:

  • De algemene stand. Zeker als het gewas schraal staat (weinig groei, verkleuring), dan helpt een voorjaars bemesting enorm om de groei erin te krijgen. Dit kan voor onkruid een groot verschil zijn. Wanneer afgelopen najaar is gezaaid is er meestal onvoldoende draagkracht om mest uit te rijden. In dat geval kan overwogen worden met een hele kleine gift bijmeststoffen de groei aan te jagen. Wanneer er al flink massa staat kan overwogen worden het al te beweiden. Al zal het gras wat er nu staat gewoon verder groeien tot een volwaardige snede.
  • Bij najaars ingezaaide percelen kan er soms veel onkruid aanwezig zijn. Is dit het geval, overweeg dan begrazing door schapen. Schapen houden het meeste onkruid kort. Hierdoor wordt er in elk geval minder onkruidzaad gevormd. Onkruiden als straatgras en muur kunnen ook slecht te wiedeggen. In sommige situaties kan met de wiedeg heel veel onkruid worden opgeruimd. Bedenk wel dat ook vlinderbloemigen best veel last kunnen hebben van het eggen.
  • Let op vraat. Vooral engerlingen, muizen en slakken kunnen veel schade veroorzaakt hebben. Bij een hoge druk van muizen kan getracht worden roofvogels te lokken door palen rondom het perceel te zetten. Plekken waar veel vraat is geweest en nog weinig gras staat kan doorzaaien helpen. Bekijk of het gras wat er nog staat wel het gewenste gras is en geen onkruidgras als straatgras, ruwbeemd of kweek. De meeste cultuurgrassen hebben een paarse stengelbasis. Kies bij doorzaai voor sterke en snelle soorten. In geval van slakken is er weinig mogelijk. Slakkenkorrels zijn wel toegestaan in luzerne maar niet in grasland.
  • Het aandeel gras en vlinderbloemigen. Voor een voldoende stikstofbinding is een klaveraandeel van richting 40% (aandeel in de droge stof) nodig. Als vuistregel kun je aanhouden dat onder iedere handafdruk toch minimaal 1 klaver of luzerne plant moet staan. Is het aandeel vlinderbloemigen te laag dan kan dit aandeel met doorzaai wel iets opgekrikt worden. Ben wel reëel: een klaveraandeel van 10% opkrikken richting de 40% in 1 jaar is niet realistisch. Doorzaaien van luzerne met luzerne of andere vlinderbloemigen is eigenlijk ook kansloos. Doorzaaien heeft vooral zin wanneer grassen worden doorgezaaid of bij weides die nog meerdere jaren moeten liggen en waar het klaveraandeel laag is maar niet nul. Percelen met een laag aandeel vlinderbloemigen kunnen worden geholpen met een (voorjaars)bemesting.
  • De vlakligging. Voor een goede voederkwaliteit is vlakligging belangrijk. Ligt het perceel niet helemaal vlak (door bijvoorbeeld mollen of oneffenheden van het zaaien) en is het perceel berijdbaar, sleep het perceel met een weidesleep, neteg op z’n kop of wiedeg.

Zelfbouw wiedbed

Een mooi initiatief in België was de bouwweek (organisatie CCBT) bij het Maaklab in Kortrijk waar deelnemers zelf hun eigen electrische wiedbed konden bouwen. Dit met beperkte kosten op basis van een gebruikte electrische rolstoel en volgens een ontwerp van een teler en onderzoeksingenieur van het Maaklab. De tekeningen komen later nog (algemeen) beschikbaar.